× Home Personalia Structuur Inschrijven Freinet - visie - praktijk Agenda - schoolkrant Documenten - links Klasfoto Fotomuur
FREINET
 


Célestin Freinet

Célestin Freinet
werd op 15 oktober 1896 geboren als zoon van een boerengezin. In 1920 begon hij zijn loopbaan als onderwijzer op een dorpsschooltje in Bar sur Loupe (Fr.)

Het is daar dat hij vrij snel ontdekte dat kinderen nauwelijks of helemaal niet geïnteresseerd waren in de door hem klassikaal aangeboden leerstof. Langzamerhand zag hij in dat hij zijn aandacht vooral moest richten op hetgeen de kinderen boeide. Hij verliet met de kinderen dan ook de school om de bedrijfjes van het dorp en de natuur in de omgeving te bezoeken en te bestuderen. Samen met de kinderen was Freinet actief bezig met de opgedane ervaringen in de realiteit.
Een voorbeeld: na een bezoek aan de wever en de timmerman gingen de kinderen ook zelf weven en timmeren. Het enthousiasme van de kinderen was groot. Het stond voor hem dan ook vast dat het klassikaal en frontaal onderwijs te ver afstond van de ervarings- en interessewereld van de kinderen. Om de ervaringen niet in het niets te laten verdwijnen, maakten ze verslagen van hun uitstappen. Deze verslagen lagen dan aan de basis van zijn taalonderwijs.
Om een uitwisseling van ervaringen en verslagen mogelijk te maken werd de techniek van de drukpers gebruikt. Deze teksten werden dan verstuurd naar anderen klassen. Doordat de teksten en de tekeningen gebaseerd waren op eigen ervaringen en belevenissen in herkenbare situaties (cfr. het naar buiten treden in het alledaagse leven) konden de kinderen zich snel inleven in deze werkjes.
Een ander facet in Freinet zijn denken was het centraal stellen van het kind in zijn eigen milieu. dit leidde ertoe dat freinet zich ook ging bezig houden met de situatie waarin de ouders van de kinderen verkeerden. Hij had veel en goed contact met de ouders, doordat hij zich inleefde en engageerde in hun leefwereld. Hij trachtte met andere woorden ook verbeteringen aan te brengen in het dagelijkse leven van de ouders van zijn leerlingen die dikwijls in armoedige omstandigheden leefden, door o.a. inkoop- en verkoopscoöperaties op te richten of door op te komen tegen heersende wantoestanden en ideeën.
Freinet was van mening dat de school geen eiland is in de maatschappij, maar onlosmakelijk verbonden is met het sociale leven waarin de school zich bevindt. Hij heeft in belangrijke mate duidelijk gemaakt dat onderwijs niet losstaat van de maatschappij en de leefomgeving van het kind.

Al werkend, lezend en reizend kwam Freinet tot een aantal uitgangspunten en technieken. Deze technieken komen verder in de Toverformule uitgebreid aan bod. Daar waar de technieken door de leerkrachten steeds aangepast werden aan de veranderende maatschappij, liggen de uitgangspunten tamelijk vast:

De voornaamste uitgangspunten van freinetonderwijs zijn:

  1. De ervaringen en belevingen van de kleuters en leerlingen vormen het vertrekpunt van het onderwijs, waarna de leerkracht en de groep ervoor zorgen dat er zinvol gewerkt wordt.
  2. Leren is: het al handelend experimenteel zoeken en ontdekken waarbij zelfgevonden mogelijkheden in een nieuw verband worden gezet.
  3. Het werk van de leerlingen moet plaatsvinden in een voor hen zinvolle context.
  4. De opvoeding op school staat niet los van de maatschappij; er zijn geen eenzijdige gezagverhoudingen, maar opvoeding vindt plaats door democratisch en coöperatief overleg.

ONZE VISIE
Op iedere plaats waar er goed onderwijs georganiseerd wordt, beoogt men het bieden van goed, effectief onderwijs. Wat hieronder verstaan wordt, bepaalt sterk de aanpak, de manier van handelen en organiseren van allerlei onderwijsvormen. Bij het opstarten van een nieuwe school is dan ook één van de belangrijkste vragen die men moet beantwoorden de volgende: "wat wordt er verstaan onder goed onderwijs?"
Dit is onze visie:
Onderwijs dat effectief onderwijs genoemd wil worden, zal een volwaardige ontplooiing van de totale persoon garanderen. Het is onderwijs dat de mogelijkheden biedt aan kinderen om de nodige kennis op te doen en die vaardigheden te ontwikkelen om in het heden en de toekomst effectief om te gaan met de realiteit. Om dit te kunnen realiseren komen we tot het formuleren van de volgende doelstellingen:
Het ontwikkelen van een democratische grondhouding in klas en school.

Hiermee beogen we dat kinderen waarden als gelijkwaardigheid, openheid, respect, inspraak, luisterbereidheid,... zelf kunnen ervaren maar ook de anderen dit kunnen laten ervaren. Wij willen m.a.w. dat deze waarden levende waarden worden in de klas en school.

Wanneer we vanuit deze basis ons richten naar het kind zien we dat naast bepaalde kennis een aantal vaardigheden ontwikkeld zullen worden:
  • communicatief zijn in de ruimste zin. Hieronder verstaan we zowel het zich kunnen uiten op een aanvaardbare manier als het kunnen omgaan met de meningsuitingen van anderen.
  • Belangrijk in dit kader lijkt ons ook het aanscherpen van het inlevingsvermogen van de kinderen, zodat ze zicht krijgen op de gevolgen van hun interacties.
  • Kinderen verantwoordelijkheidsgevoel bijbrengen en hen hierin laten evolueren.
Betrokken zijn bij het klas- en schoolgebeuren.

Betrokkenheid definiëren we als het kenmerk van elke activiteit die voortspruit uit de exploratiedrang van een kind, die met een grote motivatie uitgevoerd wordt en met een intens ervaren gepaard gaat. Het is enkel als leerlingenactiviteit dit kenmerk bezit dat kinderen komen tot echt, fundamenteel leren. Vandaar dat dit realiseren tijdens het onderwijsgebeuren eveneens een belangrijke plaats krijgt.

Vanuit deze doelstelling zullen volgende aspecten centraal komen te staan:
  • Kinderen krijgen hier kansen, stimulansen en ruimte om met hun eigen leergierigheid en zeker creativiteit initiatieven te leren nemen.
  • Een school is in onze ogen ook een oefenplaats voor het zelfstandig worden van kinderen. Hen hierin aanmoedigen en begeleiden moet zijn plaats krijgen.
  • Kinderen laten spelen en leren spelen is een vaardigheid die vlug vergeten wordt, maar de vreugde in het spel kan vaak een springplank zijn naar betrokken leren.
Maatschappelijke betrokkenheid vertonen.

Hier is de betrokkenheid gefocust naar een bredere maatschappelijke context. Wij willen kinderen laten kennismaken met het gebeuren buiten de school. Kernwoorden hierin zijn: actie, solidariteit, brede belangstelling, engagement, vrije tijdsbesteding, milieubewustzijn,... Belangrijk hierin is zeker het volgende aspect:
  • Bij kinderen een verantwoordelijkheidsgevoel aanwakkeren voor de ruimere maatschappelijke realiteit.

Maar een belangrijke voorwaarde om bij kinderen deze drie hoofddoelen te kunnen bereiken is het gegeven dat kinderen zich goed moeten voelen op school, zich op hun gemak voelen. Als kinderen kampen met emotionele, sociale of andere problemen is het onmogelijk om voor dit kind een krachtige leeromgeving te realiseren.
Hieruit besluiten we dat:
Werken aan het welbevinden van kinderen
een eerste vereiste is om goed onderwijs te kunnen inrichten.
Vanuit dit oogpunt zullen we trachten te werken aan het volgende aspect: Het is voor ons van belang dat kinderen hun gevoelens leren uiten en verwoorden, maar zeker in eerste instantie dat ze hun gevoelens leren herkennen. Hiervoor willen we hen ruimte bieden en voor hen een veilige haven trachten te creëren waarbinnen dit kan.
Pas vanuit het beogen van deze vier grondhoudingen zien wij kinderen ontwikkelen tot volwaardige persoonlijkheden met voldoende functionele kennis, vaardigheden en maatschappelijke betrokkenheid. Alzo zullen we trachten kinderen een gezonde en realistische kijk te laten ontwikkelen op de leefwereld waarbinnen ieder kind zijn plaats moet vinden en waarbinnen het een aantal verantwoordelijkheden kan opnemen nu en in de toekomst.
Ouderbetrokkenheid

Er zijn 3 belangrijke redenen waarom we ouderbetrokkenheid en -engagement zeer belangrijk vinden.
  • Een harmonische ontwikkeling van het kind: Bij de vorming en opvoeding van het kind spelen zowel de ouders als de school en belangrijke rol. Om de ontwikkeling harmonieus te laten verlopen is het best dat de waarden en de belangrijkste opvoedingsprincipes van school en thuis bij elkaar aansluiten. Even belangrijk is een wederzijdse open houding tussen school (leerkracht) en ouders. Enkel zo kunnen we kleine of grote problemen oplossen.

  • Een collectieve school: Een school is niet meer een zaak van 1 directeur of van de leerkrachten. Een school maken we samen. Kinderen, leerkrachten, omkaderend personeel en ouders zijn samen verantwoordelijk voor het welslagen of mislukken. Daarom zijn de ouders in alle geledingen van onze school prominent aanwezig, van het kindniveau (meewerken in de klas) tot het bestuurlijk niveau (ze vormen een meerderheid in de schoolraad). Daarom trachten we hen maximaal te informeren (de schoolkrant, school- en themavergaderingen, klasvergaderingen en uitgebreide rapporten en vooral het dagelijks informeel overleg).
  • Leg de kwalitatieve lat hoog: Een goede leerkracht kan veel, heel veel. Maar samen met de ouders kan je meer. Kinderen leren trouwens ook veel van elkaar en van andere volwassenen. Als ouders een stukje mee investeren in de school, dan maken we een rijkere school. Dit kan in het kader van projecten, maar ook in dagelijkse dingen zoals o.a. lees-, zwem- of uitstapouder. Zo worden vele dingen mogelijk die anders niet of slechts gedeeltelijk kunnen.

In de Toverfluit worden alle ouders gevraagd om elk jaar iets te doen voor de school. Veel kan, niets moet. Men kan iets doen binnen de schooluren met kinderen of buiten de schooluren zonder kinderen. Alles is belangrijk en maakt van onze school een kwalitatief betere school.
DE PRAKTIJK
Om zijn gedachtengang en visie om te zetten in de praktijk creëerde Freinet, zoals reeds vernoemd werd, een aantal onderwijs- en opvoedkundige technieken die de basis vormen voor het alledaags gebeuren binnen de klas en school.
Deze technieken bieden een duidelijke structuur en geven een houvast aan zowel leerlingen als leerkrachten. Toch blijven ze een flexibel iets waarbinnen in de praktijk kan geëxperimenteerd worden.


Klik op de 'koppen' om terug te keren naar deze inhoudstabel.
 DE PRAATRONDE 
       HET WEEKSCHEMA       
 VRIJE TEKST 
 PROJECT 
 ATELIER 
 KLASTAKEN 
     KLAS- EN KINDERRAAD  
 CONTRACTWERK 
 CORRESPONDENTIE 
       VRIJE WERKTIJD       
   LEVEND REKENEN   
   



De praatronde   

Iedere dag begint en eindigt met een kringmoment. In de praatronde 's morgens krijgen de kinderen de kans om over hun ervaringen en gevoelens te vertellen en om mededelingen te doen. Bij de afsluitronde op het einde van de dag wordt teruggeblikt op het klasgebeuren van die dag, Deze kringmomenten worden geleid door de dagverantwoordelijke. Dat is een van de kinderen van de klas. De taak van de leerkracht is dus niet het gesprek te leiden, maar uit deze momenten de nodige informatie halen om deze in het latere klasgebeuren te integreren. Uit de praatronde komen o.a. de onderwerpen voor projecten, ateliers en vrije werktijden. Van iedere praatronde wordt er een verslag gemaakt. Bij de jongere groepen door de leerkracht en bij de oudere groepen door een verslaggever.



De klasraad en de kinderraad   

De klasraad is de spil waar het in de dagelijkse organisatie van de klas om draait. Aan de hand van de muurkrant of schriften worden klachten, felicitaties en voorstellen besproken en komt de groep tot afspraken daarover. Inspraak in de organisatie van het schoolgebeuren hebben de kinderen via de kinderraad, waar afgevaardigden van iedere klas inzitten.



Het weekschema   

Voor de indeling van de tijd dienen dag- en weekplannen. Deze bepalen op welke manier de klasactiviteiten georganiseerd worden. Samen met de hele klasgroep worden deze plannen opgemaakt. Het gaat daarbij om het idee dat de kinderen zelf leren hoe een schooldag in elkaar zit en hoe ze in overleg met elkaar het werk kunnen organiseren. De kleuters beginnen met een dagplan dat later een weekplan wordt.



Contractwerk   

Van bij de oudste kleuters wordt er reeds begonnen met contractwerk. Het omvat concrete en abstracte opdrachten. Als leerkracht proberen we via deze weg ook een aantal facetten voor de oudste kleuters extra onder de loep te nemen. Op maandagochtend na de praatronde worden de verschillende opdrachten met de oudste kleuters overlopen. Voor ons zijn hieraan een aantal belangrijke doelstellingen gekoppeld: planmatig leren werken, opdracht volbrengen, zelfstandig leren werken, indien nodig elkaar helpen.
De leerstof die in de jaarplannen staat, wordt in de lagere freinetklassen onderverdeeld in kleinere, overzichtelijke gehelen. De leerlingen verwerken deze door instructiemomenten afgewisseld met contractwerk. Een contract bestaat uit een opdrachtenpakket dat de leerkracht vastlegt voor elk kind voor een bepaalde periode (bijvoorbeeld: een week). Voor de afwerking van het pakket krijgt de leerling een deel van de klastijd (werktijd) ter beschikking, waarbinnen hij relatief zelfstandig over de duur en de volgorde van de opdrachten mag beslissen. De leerkracht kan niet meer precies voorspellen waarmee de kinderen op een bepaald moment bezig zullen zijn, terwijl toch de zekerheid is ingebouwd dat de kinderen tegen het einde van de afgesproken periode de verplichte opdrachten hebben afgewerkt. Contractwerk is een middel om de betrokkenheid van de kinderen te verhogen.
Door op deze manier te werken, krijgt de leerkracht ook de mogelijkheid om makkelijker te differentieren naar niveau en tempo.



Vrije tekst   

Bij de kleuters evolueert de vrije tekening naar een vrije tekst. Eerst worden er woordjes bij de tekeningen geschreven en dit worden stilaan zinnen. Dit vloeit dan over in het tekenen van een echt verhaal. Op die manier leren de kleuters een verhaal tekenen, schrijven met een begin, midden en einde. De leerkracht geeft hiervoor geen bepaalde opdrachten. De leerlingen bepalen zelf wanneer ze schrijven of tekenen, waarover en in welke vorm. Belangrijk is dat de leerlingen ondervinden en ervaring opbouwen in het schriftelijk doorgeven van informatie. Gemaakte teksten kunnen worden voorgelezen, bewerkt in de taalles, vermenigvuldigd en verspreid als onderwerp dienen voor projecten. Kortom, vrije teksten zijn de spil van het taalonderwijs, de manier om geschreven taal tot een zinvolle, motiverende en in het schoolwerk geïntegreerde aangelegenheid te maken.



Correspondentie   

De school correspondeert met andere scholen, misschien zelfs met kinderen uit een ander land. Dit brengt een stuk levende werkelijkheid in de klas. De muren van de klas worden doorbroken. Nieuwe ervaringen komen de klas binnen, andere leefsituaties worden onderzocht, eigen ervaringen worden doorgespeeld. Kortom: het is een middel om de leefwereld van de kinderen uit te breiden.



Project   

Projectwerk is een belangrijk element bij het ervaringsgericht werken. Het is een middel om de realiteit van de kinderen aan de school te koppelen. Er worden onderwerpen uit de praatronde, het rollenspel, klasraad, voorstellen van de kinderen gekozen. Enerzijds hebben we de schoolprojecten die aan het begin van het schooljaar gepland worden; (opendeurdag, de boekenweek). Deze projecten worden via de leerkracht naar de klas gebracht en daar worden met de kinderen ideeën, activiteiten gezocht die in dit schoolproject passen. Er kan ook klasdoorbrekend gewerkt worden. De kinderraad kan ook projecten voorstellen. Een schoolproject moet aan een aantal criteria voldoen.

Anderzijds hebben we ook klasprojecten die per klas uitgewerkt worden. Een klasproject gebeurt in fases: keuze- uitwerking- resultaat- evaluatie.
Bij de kleuters en eerste graad zijn het vooral nog klasprojecten. In de tweede graad spreekt men van klasprojecten maar hier kunnen ook 2 of 3 projecten tegerlijkertijd uitgewerkt worden. Aan het einde van de derde trimester wordt er een werkstuk verwacht van de leerlingen van het vierde leerjaar. In de derde graad worden er min. 3 klasprojecten uitgebreid behandeld en 2 tot 3 werkstukken.



Vrije werktijd   

Vrije werktijd is een moment in het klasgebeuren waarin de kinderen aan een zelf gekozen opdracht kunnen werken en dit op een eigen tempo. Uitgaande van de eigen interesses kunnen deze opdrachten heel verscheiden zijn. De leerkracht begeleidt de kinderen in het zoeken en uitwerken van hun eigen opdracht, helpt hen hun grenzen en behendigheden te verruimen en een manier te zoeken om uiting te geven aan gevoelens.



Atelier   

Tijdens deze momenten worden expressietechnieken aangeleerd en beleefd. Zowel manuele, muzische als lichamelijke expressie kunnen hier aan bod komen. Dit kan per klas (klasatelier) of klasdoorbrekend (schoolatelier) georganiseerd worden. Bij het klasdoorbrekend werken, ligt de nadruk op het leren samenwerken met kinderen die jonger en/of ouder zijn.



Levend rekenen   

Bij de kleuters komt dit spontaan aan bod in het klasgebeuren, dit wordt niet zo benoemd naar de kinderen toe. Je leert goed rekenen als je dat doet vanuit een zinvol en functioneel kader. Het levend rekenen biedt zo'n kader voor het rekenonderwijs. Onder levend rekenen verstaan we het verkennen en oplossen van rekenkundige problemen die afkomstig zijn uit de werkelijkheid, de leefwereld van de kinderen. Zo leren kinderen op een natuurlijke wijze met de wereld omgaan en krijgen ze een gevoel voor het rekenkundig denken en waarnemen.



Klastaken   

Daar de hele klasgroep beschikt over het klaslokaal is het ook de verantwoordelijkheid van die groep om de klas netjes en ordelijk te houden. Dit gebeurt door de taken te verdelen over de leerlingen van de groep. Zo wordt ook de opvatting over zelfbeheer zichtbaar gemaakt. De taken zijn dingen die we moeten doen. Ieder kind moet iets doen. Tafels proper maken, bord afvegen, dieren verzorgen, speelhoek opruimen enz... De kinderen zijn verantwoordelijk gedurende een week voor hun taak. Op maandag worden de taken opnieuw verdeeld en aangebracht op het takenbord.

Sitemap
DE TOVERFLUIT